In mijn afgelopen kampeervakantie heb ik iets heel moois rondom leiderschap ervaren. Niet dat ik daar gewerkt heb, zoals ongeveer half leidinggevend Nederland tegenwoordig lijkt te doen. Nee, het had te maken met hoe de camping geleid werd.
Deze camping is circa 10 jaar geleden in de Dordogne opgezet door een Nederlander die daar een landgoed kocht, inclusief prachtig kasteeltje. Op het landgoed had hij een camping ingericht inclusief de faciliteiten die je daarbij mag verwachten. Zoals sanitair, een brasserie, sportveldjes, speeltuinen en een klein winkeltje. Er was slechts één ding dat ontbrak: regels. De beste man had besloten dat hij geen regels wilde vastleggen. Want, zo dacht hij, regels moet je controleren en dan moet je ook nog sancties hebben, en daar had hij geen zin in.Naast het ontbreken van een douchemuntjes-terreur, was een mooi voorbeeld dat je bij aankomst zelf je plekje mocht gaan uitkiezen, in plaats van dat je hoort dat A-46 de jou toegewezen plek is. Maar ook op alle andere vlakken waren geen regels. Riskante zaken als barbecue en kampvuur waren dus ook niet aan regels gebonden, sterker nog: we waren van harte uitgenodigd het dode hout uit het bos op te stoken.